De Fins-Spaanse jongen Aatos is 6 jaar en woont in een cité in Molenbeek. Samen met zijn beste vriend Amine, een moslimjongen, ontdekt hij de wereld. Samen luisteren naar het geluid van spinnen, ontdekken van een zwart gat is en kibbelen over wie er vooraan mag zitten op het vliegend tapijt. Finland maakt kennis met Marokko, atheïsme schurkt zachtjes aan tegen de islam. De goden van Aatos en Amine zijn met velen, sommigen zijn echt, anderen zijn uitgevonden. Ze vormen de aanleiding voor speelse discussies, tot een terroristische aanval in Brussel en Zaventem hun harmonieuze wereld verstoort. Gewapende soldaten patrouilleren nu de straten, kaarsen worden aangestoken ter nagedachtenis en zelfs in de verhaaltjes voor het slapengaan vallen er slachtoffers. De twee jongens zoeken naar de betekenis van dit alles. Ze fantaseren dat ze de laatste overlevenden zijn, de sterkste van allemaal. Tot een onverwachte gebeurtenis hun leven voorgoed zal veranderen.